Opinie | Ook in een dorp moet een zwarte Nederlander zich gelukkig kunnen voelen. Een ‘lokale agenda slavernijverleden’ is een begin

Keti Koti In kleinere gemeenten in ‘de provincie’ is nauwelijks aandacht voor het slavernijverleden, constateert . Terwijl het racisme juist daar welig tiert.
Deelnemers aan de herdenkingstocht Memre Waka, begin juni. Deze herdenkingstocht kondigt het officiële begin aan van de Keti Koti-maand.
Deelnemers aan de herdenkingstocht Memre Waka, begin juni. Deze herdenkingstocht kondigt het officiële begin aan van de Keti Koti-maand. Foto Jeroen Jumelet / ANP

Als ik in kleinere dorpen of stadjes in Zuid-Limburg, Midden-Brabant, Zuidoost-Drenthe of in de Achterhoek ben, is Keti Koti niet bepaald een begrip dat veel herkenning oproept. Onder Nederlanders die op relatief grote afstand van de Randstad wonen, lijkt aandacht voor het trans-Atlantisch slavernijverleden van Nederland niet te leven. Men heeft daar kennis genomen van de excuses die premier Rutte eind 2022 maakte namens de Nederlandse staat, maar niet meer dan dat. En dat is jammer, omdat het slavernijverleden óók daar doorwerkt in het heden.

Eén jaar woonde ik in het Brabantse Waspik, een dorp met iets meer dan 5.000 inwoners en onderdeel van de gemeente Waalwijk. Langer dan een jaar hield ik het om verschillende redenen niet uit. Toen ik het onderzoeksrapport Racistische overlast in Waspik (Forum, 2008) las, vielen de puzzelstukjes in elkaar. De „tamelijk gesloten gemeenschap” en overlast veroorzakende jongeren droegen bij aan een reeks aan racistische incidenten richting een zwart, Liberiaans gezin. Een gezin dat gevlucht was voor oorlog en in Waspik vrede dacht te vinden. Wat zij echter aantroffen, was een dorp waarin hun huis herhaaldelijk werd beklad met eieren. Wachtend op de bus kregen ze ‘Ga terug naar je eigen land’ naar hun hoofd geslingerd. De Liberiaanse kinderen werden op straat geïntimideerd als ze door het dorp liepen of fietsten. Regelmatig werden er apengeluiden gemaakt. Ook ontving het gezin bedreigingen of werden ze uitgescholden. Dit soort ‘anti-zwart racisme’ vindt zijn wortel in het trans-Atlantisch slavernijverleden.

Ontmenselijking

Ruim drie eeuwen lang zijn Afrikanen door Nederlanders tot slaaf gemaakt, verscheept en te werk gesteld op plantages in Suriname of op Caribische eilanden. Deze trans-Atlantische slavernij was een economisch systeem dat moreel werd gerechtvaardigd door zowel kerk als staat. Een rechtvaardiging die gepaard ging met de ontmenselijking van zwarte Afrikanen. Ze werden beschouwd als minderwaardige, door God vervloekte schepsels zonder ziel. Dieren hadden een beter leven dan Afrikaanse tot slaaf gemaakten. De trans-Atlantische slavernij was in alles een racistisch systeem, voortkomend uit een wit superioriteitsgevoel dat het collectieve mens-, maatschappij- en wereldbeeld bepaalde.

Lees ook: Bij Keti Koti gaat het om de trans-Atlantische slavernij

Als op 1 juli 1863 de slavernij formeel bij wet wordt afgeschaft, is het racisme nog volop aanwezig in alle delen van het Koninkrijk der Nederlanden. En ook nu is racisme volop aanwezig in alle facetten van onze samenleving. Van etnisch profileren door politie en marechaussee tot het Toeslagenschandaal. Van alledaags racisme op de arbeidsmarkt, woningmarkt, in het onderwijs, in voetbalstadions of in de openbare ruimte: het racisme dat de Nederlandse samenleving in het verleden met verregaande gevolgen heeft vergiftigd, bevindt zich nog altijd in ons collectieve lichaam.

Er is echter hoop. Steeds meer Nederlanders, wit en zwart, gaan met elkaar in dialoog over (on)bewuste vooroordelen en over de doorwerking van het slavernijverleden. In het onderwijs leert de jeugd ook steeds meer over historische feiten en hedendaagse consequenties daarvan. Er komt een nationaal slavernijmuseum en wellicht wordt 1 juli ooit wel een officiële feestdag. Maar dat is niet voldoende. Juist in kleinere gemeenten in ‘de provincie’ is er nauwelijks aandacht voor het slavernijverleden en racisme. Hierin ligt een rol weggelegd voor de lokale overheid als hoeder van het algemeen maatschappelijk belang en uitvoerder van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.

Inclusieve samenleving

De racistische overlast in Waspik kon mede zo hoog oplopen omdat de gemeente te lang, te laks omging met alle signalen van wijdverspreide vreemdelingenhaat, geen regie voerde over de aanpak van discriminatie en racisme en onvoldoende inhoudelijk deskundig was. Ik vrees dat wat in 2008 voor Waspik gold, anno 2023 nog steeds voor veel andere kleine dorpen en hun gemeenten geldt.

Gemeenten kunnen en moeten meer doen om een ‘nieuw Waspik’ te voorkomen

Het kabinet maakt serieus werk van het ‘Herdenkingsjaar slavernijverleden’, dat loopt van 1 juli 2023 tot 1 juli 2024. Gemeenten kunnen niet achterblijven als de meest nabije overheidslaag voor alle burgers. Een ‘Lokale Agenda Slavernijverleden’ kan helpen om in alle 342 gemeenten regie te voeren op dit voor alle Nederlanders belangrijke onderwerp. Want alle Nederlanders verdienen een gelijke behandeling, de ruimte om zichzelf te kunnen en te mogen zijn en om zich veilig te voelen. Precies zoals is verankerd in het eerste artikel van onze Grondwet.

Gemeenten kunnen en moeten meer doen om een ‘nieuw Waspik’ te voorkomen. Een Lokale Agenda Slavernijverleden kan een integrale, structurele manier zijn om samen met het maatschappelijk middenveld stappen te zetten richting een beschaafder Nederland. Een inclusieve samenleving met minder racisme en meer menswaardigheid en gelijkwaardigheid. 160 jaar na de formele afschaffing van de racistische slavernij is het tijd voor de morele effectuering daarvan in het alledaagse Nederland. Zodat iedere, zwarte Nederlander ook in dorpen als Waspik een mooi en gelukkig leven kan hebben.